Op mijn werktafel staat een presse-papier in de vorm van de
leeuw van Waterloo. Ik kocht het kleinood voor twee euro op een zondagse rommelmarkt.
De leeuw staat op een sokkel en houdt zijn poot op de wereldbol. Het is een
replica van de leeuw die bovenaan de heuvel staat in Waterloo. Vooraan vertelt
de inscriptie WATERLOO, langs de zijkanten staat de datum: XVIII JUIN MDCCCXV.
Op 18 juni 1815 werd Napoleon hier definitief verslagen. Het monster was
bedwongen, de strijd gestreden. Het veld werd opgeruimd en de hertog van
Wellington bejubeld. Een herdenkingsmonument werd opgericht op een conische
piramide met aarde van het slagveld. In 1815 was Pierre-Jacques Goetghebuer 27
jaar oud en gaf als architect les aan de Gentse academie. Na de strijd repte
hij zich naar het strijdtoneel om er een plan van te graveren. Deze kaart werd
in heel Europa bejubeld en geroemd.
In Waterloo woont een nazaat van Goetghebuer en hij liet met
veel trots een klein kistje zien. Daaruit toverde hij een minuscuul papiertje waarin
je drie haren kon zien zitten. ‘De haren van Napoleon’, glunderde hij. Een
relikwie in de familie, dat samen met een familieportret en een geweer uit die
tijd wordt gekoesterd. Een week later zag ik het kleine leeuwtje staan op de
rommelmarkt. Als een soort relikwie siert het nu mijn werktafel; het komt
waarschijnlijk uit een toeristisch winkeltje van weleer. Het is iets tastbaars,
iets dat je kan vastpakken. In het nieuwe museum kan je in een immersieve
ervaring de strijd op het slagveld meemaken. Je moet er wel een 3D-bril voor
opzetten en je vasthouden aan de balustrade is ook een goed idee. De kogels
vliegen je om de oren als je de vijand op je ziet afstormen.
Door onze wereld waart er een onzichtbare vijand, die overal hel
en verdoemenis zaait. Die alles op pauze zet, die ons verlamt en onze hoop zwaar
op de proef stelt. We beginnen het virus onder controle te krijgen, zeggen
virologen. Tot ongenoegen van een minister, die dat voorbarig vindt. Maar wij
hebben die hoop nodig. Deze vijand is geen galante ridder op een paard. Het is
een minuscuul, maar venijnig kreng, dat ons besluipt en een lichte voorkeur heeft
voor oud. Maar ook jong ontsnapt niet. Af
en toe komt er een verhaal binnen van iemand die vrij plots aan het virus sterft.
Ik weet dat ik dat beter niet lees, voor mijn eigen gemoedsrust en die van mijn
huisgenoten. Gedachten dreigen met mij aan de haal te gaan, mijn hoofd te
overmeesteren en mij zonder gevoel voor rede achter te laten, in volle paniek
en complete verlamming. Dan heb ik last van tunnelzicht, suizen mijn oren en ga
ik in vluchtmodus. Meestal kan ik die gedachten goed de baas. Mijn
zelfrelativering is groot genoeg om enig gehypochonder met de nodige humor te
lijf te gaan. Maar deze situatie van permanente stilstand is nefast voor alle
feestvreugde ter wereld.
Er werd nog nooit zoveel afgeblazen als de voorbije twee
weken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten