Aan de kast in mijn
werkkamer kleven verhalen vast. Het is een oud, bruin dressoir, met vier deurtjes
en ouderwets beslag. Een deur wil niet meer helemaal dicht. Af en toe springt
ze halsstarrig open en gunt mij zonder blikken of blozen een blik op haar
rommelige binnenkant. Ik laat haar, het is een kast met karakter. Ze is gemaakt
van echt hout en net als mijn kleine bureau, die eigenlijk een ouderwetse
typtafel is, getuigt ze van het vakmanschap van lang vervlogen tijden, met haar
laden in vol hout en zwaluwstaartverbindingen. Zo degelijk wordt niets meer
gemaakt, vandaag. Ik betreur dat ergens, maar ook hier sieren kasten van een
welgekend flans het zelf in elkaar-merk de andere wand, vanwege praktisch én
omdat de boekenkasten die ik op het oog heb nog bij mijn ouders staan. Ik vond
het dressoir in een kringloopwinkel, puur bij toeval. En zoals dat vaak gaat
bij toevalligheden, paste ze precies op de plek die ik in gedachten had.
In betere tijden liep
ik vaak in de kringwinkel binnen, vooral voor het ouderwets servies. Bij
overlijdens worden huizen inderhaast leeggehaald en als niemand oma’s
bloemetjesservies wil, dan pronkt het binnen de kortste keren daar. En ik heb
er een zwak voor, vooral voor melkkannetjes en ouderwetse sauskommen, waar een
bordje onder vast zit, zodat er geen saus op het tafellaken gemorst kan worden.
Het doet denken aan de verhalen van mijn mémé, die opgegroeid is in een burgergezin
waar een inwonende dienstbode het huishouden bestierde. Er werd gedineerd met linnen
tafellakens en stoffen servietten, en het eten werd opgediend in de schalen die
nu in mijn andere dressoir staan. Downton Abbey in het klein, zeg maar.
Daarom kijk ik zo graag naar Britse series van de negentiende en begin twintigste
eeuw: de decors zijn fantastisch. In tegenstelling tot vroeger, hou ik het ‘beste’
servies niet voor feestdagen. Dat servies komt met de regelmaat van de klok op
tafel. Omdat het leuk is om een tafel mooi aan te kleden. Omdat samen zitten banden
smeedt en samen eten nog meer.
Op de kast in mijn kamer
liggen zoveel boeken, dat de sierobjecten erachter in het niets verdwijnen. Die
kast met karakter kan met gemak tien keer dat gewicht aan. Ik vraag me vaak af
wat er vroeger in of op stond. In welke kamer zou ze gestaan hebben? Wie zou
elke dag de deuren geopend hebben? Misschien stond er serviesgoed in? Misschien
wel het serviesgoed dat toen wat verderop in de kringwinkel te koop stond? Ik
zou de vorige eigenaar willen geruststellen: hier krijgt de kast een eeuwig
leven. Ze gaat nergens heen. Ze mag haar deuren af en toe zelfstandig openen.
Ik wrijf ze geregeld in met het potje ouderwetse boenwas, waarvan de geur mij
regelrecht weer naar vroeger brengt, toen ik nog zo klein was dat ik net boven het
gesteven tafellaken bij mémé uit kwam en de tafel prachtig gedekt werd met het
beste servies.
Misschien mogen we
vanaf morgen weer feesttafels dekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten