Echtgenoot rijdt het gazon
af. De geur van het maaisel komt mijn werkkamer binnendrijven. De geur van pas gemaaid
gras doet denken aan vroeger. We stapten in een hete auto en reden naar oorden die
we als kind niet kenden en waar mensen een taal spraken die wij niet verstonden.
Daar maalden we niet om, want wij spraken de taal van een kind en die is
universeel. We gingen naar bergen en maakten dammen in kleine stroompjes. We
juichten als onze constructie stand hield, wisten wij veel hoe groot de kracht
van de natuur was. Wij droegen t-shirts en sponzen shortjes, die voor iedereen
konden dienen en die snel droog waren. We droegen plastic watersandalen om door
die stroompjes te waden en kregen gerimpelde handen en voeten van te lang in
het water te blijven. Ik herinner me de geur van een naaldbos, het kamp dat we
maakten in het struikgewas. De zachtheid van het naaldentapijt onder onze
voeten. De boom met afgebroken takken waar we drie meter hoog in konden
klimmen. Ik voel nog de ruige bast van de bomen waarachter we ons verstopten,
terwijl één van ons aan het aftellen was, maakte niet uit in welke taal. We
speelden in hoge hooizolders en kregen overal jeuk, gingen mee om de koeien
naar binnen te halen, waarvan er eentje altijd Bella heette. We leerden hoe we
kippen konden optillen om er de eieren van onder te halen, hoe warm een ei
aanvoelde als het vers werd geraapt. We gingen naar een groot meer tussen de
bergen bij schemering en zwommen tussen forellen, terwijl het zachtjes warme
druppels regende. Er is niets leukers dan zwemmen als het regent in de zomer.
We zaten onder grote badhanddoeken binnen, bij een snel opgestookt haardvuur,
aten dikke, zelf gesneden hompen zuurdesembrood met kaas van de boerin. We voelden
ons Heidi en Klara tegelijk en staarden met grote ogen naar de zomerbliksem aan
de inktzwarte hemel. We luisterden naar verhalen die de boeren ons kwamen
vertellen, beklommen torens in half vergane ruïnes van kastelen, waar je het
wapengekletter nog kon horen, net zoals je de zee in een schelp hoort, als je
maar hard genoeg luistert. We vielen onze knieën kapot op de grindpaden, maar
dat gaf niet als je er meteen aan likte, dan genas het vanzelf. We aten worst
uit het vuistje en een vis en garnalen die we op het strand vonden, toen de
visser net uit de zee kwam en wij met onze kleine netjes in zijn kielzog
waadden. We bezochten wijnkelders en kaasboeren, knuffelden met koeien en
kalfjes en mochten af en toe met de boer in zijn tractor mee. We maakten avondwandelingen
op onbekende wegen, kwamen uit op dorpspleinen met klaterende fonteinen en
hoorden muziek uit kerken komen. We liepen de hele tijd op blote voeten, speelden
verstoppertje in de duinen en maakten miniatuurhuisjes met gevonden schatten op
het strand.
De geur van pas gemaaid
gras doet denken aan de zomers van vroeger, toen tijd nog niet bestond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten