zaterdag 18 april 2020

De geur van pas gemaaid gras


Echtgenoot rijdt het gazon af. De geur van het maaisel komt mijn werkkamer binnendrijven. De geur van pas gemaaid gras doet denken aan vroeger. We stapten in een hete auto en reden naar oorden die we als kind niet kenden en waar mensen een taal spraken die wij niet verstonden. Daar maalden we niet om, want wij spraken de taal van een kind en die is universeel. We gingen naar bergen en maakten dammen in kleine stroompjes. We juichten als onze constructie stand hield, wisten wij veel hoe groot de kracht van de natuur was. Wij droegen t-shirts en sponzen shortjes, die voor iedereen konden dienen en die snel droog waren. We droegen plastic watersandalen om door die stroompjes te waden en kregen gerimpelde handen en voeten van te lang in het water te blijven. Ik herinner me de geur van een naaldbos, het kamp dat we maakten in het struikgewas. De zachtheid van het naaldentapijt onder onze voeten. De boom met afgebroken takken waar we drie meter hoog in konden klimmen. Ik voel nog de ruige bast van de bomen waarachter we ons verstopten, terwijl één van ons aan het aftellen was, maakte niet uit in welke taal. We speelden in hoge hooizolders en kregen overal jeuk, gingen mee om de koeien naar binnen te halen, waarvan er eentje altijd Bella heette. We leerden hoe we kippen konden optillen om er de eieren van onder te halen, hoe warm een ei aanvoelde als het vers werd geraapt. We gingen naar een groot meer tussen de bergen bij schemering en zwommen tussen forellen, terwijl het zachtjes warme druppels regende. Er is niets leukers dan zwemmen als het regent in de zomer. We zaten onder grote badhanddoeken binnen, bij een snel opgestookt haardvuur, aten dikke, zelf gesneden hompen zuurdesembrood met kaas van de boerin. We voelden ons Heidi en Klara tegelijk en staarden met grote ogen naar de zomerbliksem aan de inktzwarte hemel. We luisterden naar verhalen die de boeren ons kwamen vertellen, beklommen torens in half vergane ruïnes van kastelen, waar je het wapengekletter nog kon horen, net zoals je de zee in een schelp hoort, als je maar hard genoeg luistert. We vielen onze knieën kapot op de grindpaden, maar dat gaf niet als je er meteen aan likte, dan genas het vanzelf. We aten worst uit het vuistje en een vis en garnalen die we op het strand vonden, toen de visser net uit de zee kwam en wij met onze kleine netjes in zijn kielzog waadden. We bezochten wijnkelders en kaasboeren, knuffelden met koeien en kalfjes en mochten af en toe met de boer in zijn tractor mee. We maakten avondwandelingen op onbekende wegen, kwamen uit op dorpspleinen met klaterende fonteinen en hoorden muziek uit kerken komen. We liepen de hele tijd op blote voeten, speelden verstoppertje in de duinen en maakten miniatuurhuisjes met gevonden schatten op het strand.



De geur van pas gemaaid gras doet denken aan de zomers van vroeger, toen tijd nog niet bestond.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De draaglijke donkerte van ons bestaan

Onze rek wordt op de proef gesteld, ik voel het aan veel dingen. De tweede lockdown is nog lang niet teneinde en wat daarna komt, is v...