Ik ben een tijdreiziger. De hele dag surf ik op dunne draadjes door verschillende
werelden heen. De wereld van het pre-teachen. Met vallen en opstaan bedenk ik
hoe ik gewone lessen het beste kan omturnen naar enkel online. Ik denk na of er
examens nodig zijn, hoe we na 18 mei verder kunnen, of een echte les in een
echt lokaal nodig is. Ik hou in de gaten of er reactie komt op mails en taken en
dat is gelukkig het geval. Het is niet hetzelfde, maar het gaat. Eens je dat gewoon
bent, ontstaan er vanzelfsprekendheden. Hoe lang duurde die onderwijshervorming
eigenlijk al? Op nauwelijks vijf weken tijd slagen we er toch maar in om
kwaliteit te blijven bieden, zij het op een laag pitje. Het zijn dan ook geen gewone
tijden. Laten we dat vooral in het achterhoofd houden – zij die met klem willen
doen alsof alles weer normaal is. Ik vind die heropstart helemaal niet zo
vanzelfsprekend.
Later zit ik in de wereld van die zestiende eeuwse-tekenaar en reiziger.
Ik volg hem op zijn weg vanuit Gent naar Alkmaar in zeer beroerlijke tijden. Eigenlijk
loopt het wat gelijk dus. Mijn presentatie is af en gisteren al doorgestuurd. Maar
plots slaat Murphy toe. Ik geloof eigenlijk niet zo heel erg in techniek. Niet omdat
het niet altijd werkt of soms defect raakt. Maar gewoon omdat ik het niet onder
controle heb. Ik heb geen oplossing om sommige dingen op te lossen. In dit
geval een functie van de elektronische leeromgeving die het niet doet. Ach, denk
ik, terwijl ik op een andere draad spring, morgen zal het wel weer werken. Negen
van de tien keer klopt die theorie inderdaad.
Mijn hele werkkamer ligt vol met boeken. Het volgende draadje ligt klaar
voor vertrek. Ik heb een breinstormschema gemaakt, met een wirwar van draadjes
van het ene naar het andere woord. Cirkels en kleuren rond de andere. Wat hoort
samen? Wat niet? Ik leg de boeken in stapeltjes op de vloer en probeer hetzelfde
web te creëren. Op het einde sta ik midden in een spinnenweb: ik ben gevangen
en mag er niet meer uit tot ik klaar ben met schrijven. Soms hebben schrijvers een
angst voor het witte blad. Dat is eigenlijk elke dag een beetje zo, tot je
begint en van de ene zin de andere komt. Zomaar.
Op het einde van de dag lees ik nog wat taken na. Een leerling schrijft
in de bespreking van een fragment uit Frank Westermans ‘El negro en ik’:
‘Als ik graag boeken zou lezen, dan zou ik dit boek wel overwegen, want de
problematiek interesseert mij.’ Ik lees hun commentaren en ik ben tevreden. Ze
zijn er klaar voor – zo pril en naïef als eindejaars horen te zijn. Ze moeten
het allemaal zelf ontdekken, met vallen en met opstaan. Ik hoop echt dat het
hen gegund wordt, die eerste rollercoastermaanden aan de hogeschool of de
universiteit, die eerste belangrijke stap naar volwassenheid.
Het studentenleven is online echt niet hetzelfde.