In volle eenentwintigste-eeuwse
coronacrisis verdiep ik mij in een middeleeuws handschrift uit de zestiende
eeuw. Naarstig ploeg ik mij een weg doorheen ellenlange excelbestanden. Ik
zucht en ploeter en moet met de markeerfunctie werken om de draad niet te
verliezen. Daarnaast bestudeer ik de aquarellen met een loep. Ik denk dat ik
een ridder kan identificeren en ontdek en passant nog een leuke verzamelaar uit
de achttiende eeuw, wiens manier van collectioneren erg lijkt op de wijze
waarop ‘mijn’ verzamelaar te werk ging. Het is beter om niet te veel zijpaden
te bewandelen, dus ik wend me braaf weer tot mijn handschrift. Doorsnedes
maken, grafieken en tabellen, mensen en bomen tellen en bekijken, zoeken en de
missing link uitpuzzelen. Ik mis de tijd dat ik naar het archief kon om dit
manuscript in levenden lijve te bestuderen. Stiekem hoop ik dus op de bevrijding
na 3 mei. Misschien lukt het toch nog.
Het is krekeltijd. In
mijn schrijfkamer staat het raam op kipstand en de geluiden van buiten drijven
naar binnen. Het is al avond en ik ben nog steeds aan het werk: dat is het
mooie aan een passie. Je kunt er mee bezig blijven. Als hier geen drie andere
hongerigen rondliepen, zou ik dat nog doen ook. Ook buiten is alles nog in
volle waakdom. Ik hoor vogels, krekels en een halfuurtje geleden de twee buurjongetjes.
Elke avond schreeuwen zij in volle overtuiging hun energie naar buiten. Binnen
zitten is voor niemand leuk. Daarna zijn de honden van de andere buren aan de
buurt. Gelukkig duurt dat allemaal niet lang en stilaan keert de rust in de
tuin terug. De vogels komen terug en fluiten nog een avondlied en ik hoor een
late krekel. Als we ’s zomers in de tuin blijven hangen tot het donkert, dan
komen tegen schemertijd de volgende gasten: vleermuizen. Ze zeilen rakelings en
muisstil langs ons heen. Wij maken een vuurtje in de vuurkorf en kijken naar de
sterren, miljoenen kilometers van ons verwijderd. We voelen ons groots en klein
tegelijk.
Ook in de zestiende
en negentiende eeuw waren er epidemieën. Mensen bezweken bij bosjes aan de
pest, cholera, tyfus, noem maar op. Ik weet dat ‘mijn’ verzamelaar met cholera
is geconfronteerd. Zou de zestiende-eeuwse stadsschilder ook de pest hebben
meegemaakt? Het lijkt me interessant om dat eens op te zoeken. Misschien vind
ik er wel iets over in de archieven in Gouda, waar ik nog heen moet gaan, eens
de grenzen weer open zijn. De krant passeert af en toe de revue: het nadeel van
een app is dat het nieuws zomaar op je scherm springt. Mensen maken zich grote
zorgen over de zomervakantie. Of we nog wel kunnen reizen, lijkt de vraag van
de dag te zijn. Ik vrees dat het virus daar al een kruis door heeft getrokken.
Maar grenzen kun je ook op een andere manier oversteken. Boeken leiden ons
overal heen. Herinneringen brengen ons op plaatsen waar we gelukkig waren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten