vrijdag 17 april 2020

Krekeltijd


In volle eenentwintigste-eeuwse coronacrisis verdiep ik mij in een middeleeuws handschrift uit de zestiende eeuw. Naarstig ploeg ik mij een weg doorheen ellenlange excelbestanden. Ik zucht en ploeter en moet met de markeerfunctie werken om de draad niet te verliezen. Daarnaast bestudeer ik de aquarellen met een loep. Ik denk dat ik een ridder kan identificeren en ontdek en passant nog een leuke verzamelaar uit de achttiende eeuw, wiens manier van collectioneren erg lijkt op de wijze waarop ‘mijn’ verzamelaar te werk ging. Het is beter om niet te veel zijpaden te bewandelen, dus ik wend me braaf weer tot mijn handschrift. Doorsnedes maken, grafieken en tabellen, mensen en bomen tellen en bekijken, zoeken en de missing link uitpuzzelen. Ik mis de tijd dat ik naar het archief kon om dit manuscript in levenden lijve te bestuderen. Stiekem hoop ik dus op de bevrijding na 3 mei. Misschien lukt het toch nog.



Het is krekeltijd. In mijn schrijfkamer staat het raam op kipstand en de geluiden van buiten drijven naar binnen. Het is al avond en ik ben nog steeds aan het werk: dat is het mooie aan een passie. Je kunt er mee bezig blijven. Als hier geen drie andere hongerigen rondliepen, zou ik dat nog doen ook. Ook buiten is alles nog in volle waakdom. Ik hoor vogels, krekels en een halfuurtje geleden de twee buurjongetjes. Elke avond schreeuwen zij in volle overtuiging hun energie naar buiten. Binnen zitten is voor niemand leuk. Daarna zijn de honden van de andere buren aan de buurt. Gelukkig duurt dat allemaal niet lang en stilaan keert de rust in de tuin terug. De vogels komen terug en fluiten nog een avondlied en ik hoor een late krekel. Als we ’s zomers in de tuin blijven hangen tot het donkert, dan komen tegen schemertijd de volgende gasten: vleermuizen. Ze zeilen rakelings en muisstil langs ons heen. Wij maken een vuurtje in de vuurkorf en kijken naar de sterren, miljoenen kilometers van ons verwijderd. We voelen ons groots en klein tegelijk.



Ook in de zestiende en negentiende eeuw waren er epidemieën. Mensen bezweken bij bosjes aan de pest, cholera, tyfus, noem maar op. Ik weet dat ‘mijn’ verzamelaar met cholera is geconfronteerd. Zou de zestiende-eeuwse stadsschilder ook de pest hebben meegemaakt? Het lijkt me interessant om dat eens op te zoeken. Misschien vind ik er wel iets over in de archieven in Gouda, waar ik nog heen moet gaan, eens de grenzen weer open zijn. De krant passeert af en toe de revue: het nadeel van een app is dat het nieuws zomaar op je scherm springt. Mensen maken zich grote zorgen over de zomervakantie. Of we nog wel kunnen reizen, lijkt de vraag van de dag te zijn. Ik vrees dat het virus daar al een kruis door heeft getrokken. Maar grenzen kun je ook op een andere manier oversteken. Boeken leiden ons overal heen. Herinneringen brengen ons op plaatsen waar we gelukkig waren.


In onze verbeelding maken we de mooiste reizen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De draaglijke donkerte van ons bestaan

Onze rek wordt op de proef gesteld, ik voel het aan veel dingen. De tweede lockdown is nog lang niet teneinde en wat daarna komt, is v...