De vakantie is
voorbij, de school is weer begonnen. Het is nog nooit zo stil geweest op
straat. Geen duizenden fietsers, die alle kanten op slalommen, geen drukte aan
een schoolpoort om binnen te raken. Ik rij niet de parking van school op, liefst
voor acht uur om plaats te hebben en ik doe ook geen toezicht om twintig over
acht. Het is stil in huis. Echtgenoot kan als rij-instructeur nog niet opnieuw
aan de slag en wijdt zich met verve aan hoognodige klusjes. Zoon, dochter en ik
trekken ons in onze kamers terug en installeren ons voor dat venster op de
wereld: de pc. Het is even zoeken naar het juiste evenwicht. Vanzelfsprekendheden
vallen weg, de tijd die daaraan opging komt vrij. Maar dergelijke momenten zijn
verlammend. We vragen ons voortdurend af of we alles wel goed doen. Of alles
wel goed komt. Ik check mijn mailbox voor de zoveelste keer, maar ook daar
blijft het opvallend stil.
Na mijn schoolwerk
van vandaag duik ik weer de zestiende eeuw in. Negentiende-eeuwse literatuur over
een middeleeuws manuscript. Het levert weer aardig wat extra vragen op, die ik
richting bibliotheek stuur. Zou het mogelijk zijn om een artikel te scannen? Ik
durf het bijna niet meer te vragen, want die mensen hebben al zoveel werk. Toch
vallen er geregeld scans in mijn mailbox binnen. Opgelucht ga ik verder met
lezen en aan de stapel op mijn kast te zien ben ik daar nog wel even zoet mee.
Maar mijn gedachten laten zich niet dwingen en lopen vast op het ontbreken van
zekerheden. Wat nemen wij mensen veel als vanzelfsprekend aan. Morgen is er
weer een dag, ik hoor het mijn moeder zo vaak zeggen. Dat geldt nu niet meer. We
kwamen abrupt tot stilstand en er is niemand die weet wanneer dat ophoudt. We
krijgen de vraag binnen of we nu een studio willen huren voor volgend academiejaar
voor dochter en zoon. Ik stuur een mail richting de rector om te vragen of er
al meer is geweten over de lessen in oktober. Als er nog steeds online
onderwijs is, heeft een kot huren weinig zin. Voortdurend botsen we op de grenzen
van de bubbel waarin we sinds 13 maart gevangen zitten.
Dat doet me denken
aan de film The Truman Show, waarin Jim Carrey een man speelt die niet
weet dat hij de hoofdrolspeler in een dagelijkse soap is. Voor hem is wat hij
ziet echt, maar eigenlijk is het vals. Een betere versie van Plato’s grot bestaat
er niet. De meest aandoenlijke scène is wanneer hij met een bootje op de zee
gaat varen en uiteindelijk op de grenzen van de studio botst. Een met lucht en
wolken beschilderd decor, waarin een deurtje zit om naar de echte wereld te
kunnen. Deze film verveelt echt nooit. Ik breek me het hoofd over het feit of
Truman nu de enige is in die film die naïef is, of zijn we dat allemaal?
Het is nog steeds erg stil op straat
Geen opmerkingen:
Een reactie posten