Na zo’n lange periode
thuis voelt vakantie niet meer als anders dan anders. Zelfs het weekend ontsnapt
vaker aan de aandacht. We vergeten welke dag het is en gaan meer op intuïtie
dan op agenda af. De dag is grijs, ik sluit me in mijn werkkamer op. Het duurt een tijd
voor ik effectief iets doe. Ik verleg een paar stapels literatuur. Boeken voor schoolwerk. Naslagwerken voor mijn masterproef. Ik sla een
willekeurig notaschrift open en sorteer de papieren die ertussen zitten. Ik heb
een systeem dat er geen is. Als kind van een pre-digitale generatie vind ik lezen
tussen de vier randen van een scherm moeilijk. Ik klik geen nieuwe pagina’s
aan, maar sla liever een blad om. Ik scroll niet graag, maar blader achterin,
op zoek naar wat gevonden moet worden. Ik schrijf van alles op in schriftjes,
die ik dan niet meer terug vind. Dat heeft voordelen: je wordt verplicht om
alles eerst opnieuw te lezen om weer mee te zijn in het verhaal.
Het is stil in mijn
werkkamer. Enkel het geluid van de vaatwasmachine dringt door de deur heen. Ik
open mijn laptop en doe eerst wat updates. Dan lees ik de krant – digitaal.
Enkel in het weekend lees ik de papieren versie. In tegenstelling tot boeken,
vind ik een papieren krant lezen echt de hel. Ik vind maar geen goede
zithouding. En de bladen omslaan is verschrikkelijk. Behalve tijdens een
zondagse brunch, dan mag alles traag gaan. De krant vertelt overigens niet veel
goeds. Jammer dat een bepaald percentage ervoor zorgt dat het bedwingen van het
virus wat trager loopt dan zou kunnen. Mails vliegen druppelsgewijs binnen. Ik
zou het geluidje moeten uitzetten, maar ik ben daar te ongedisciplineerd voor.
En te nieuwsgierig. Post! Wie wil mij een bericht sturen? Er druppelen fijne
dingen binnen: een video-afspraak met mijn promotor, de geredigeerde versie van
een artikel voor de museumkrant, een schoolmail over de update van de
leeromgeving en een fijne mail van een collega-schrijfster over een nieuw
project. En wat later een bundel met informatie over de komende tentoonstelling
van tekeningen van Jules De Bruycker in het Museum voor Schone Kunsten. Fijne
vooruitzichten na een platgeslagen voorjaar.
Ik wend me terug naar
mijn schrijftafel en aarzel. Het nieuwe idee voor een verhaal wint terrein en
ik verdiep me in wat bronmateriaal als voorbereiding. Ineens vliegt de tijd
voorbij. Na de middag buig ik me toch maar over wat schoolwerk en daarna over mijn
thesis. Mijn onderzoek gaat over tweeënveertig aquarellen van een zestiende-eeuwse
Gentse stadsschilder. Over de inleiding heb ik dus morgen dat gesprek. Ook hier
vind ik online werken weer ondoenbaar, de grenzen van een computerscherm
oninneembaar. Ik print de aquarellen dus allemaal uit op ons printertje van
vijftig cent en krijg grijs-gestreepte blaadjes. Ik nummer ze volgens de
inventaris en leg ze allemaal open op de vloer van mijn werkkamer. Nu zit ik
gevangen achter mijn bureau: er is geen uitweg, tot ik de prenten heb geordend.
Soms is langzaam goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten