zondag 5 april 2020

Oh, Fortuna


Na het ontbijt fiets ik met de echtgenoot naar de bakker om onze bestelling op te halen. Het is goede lichaamsbeweging en dan is er ook weer brood voor een week. Onze vriezer is daarvoor net groot genoeg. Het is nog vroeg, maar toch zijn er al wat mensen op straat, lopend, joggend, maar ook fietsend. We zeilen er met een grote boog omheen. De meesten groeten vriendelijk, de gezichten van anderen staan strak en onleesbaar. Zijn ze boos? Ongelukkig? Misschien leden ze net een groot verlies, of zoals die man in de krant vandaag, beide ouders in twee dagen? Het is onwerkelijk. In de bakkerij mogen er maar twee mensen tegelijkertijd binnen. De kassa is afgeschermd door een inderhaast opgerichte barrière van hout en plastic. Er staat een pompje met ontsmettingsmiddel naast het bancontacttoestel. Ik toets de code in met de mouw van mijn trui, een nieuwe, reeds ingesleten gewoonte.

Op de terugweg zien we een oudere man in pyjama en peignoir over zijn oprit naar de auto schuifelen. De peignoir is geruit. Hij torst een bak met lege waterflessen. Een bezoek naar de supermarkt staat daar blijkbaar op de planning. Mensen in peignoir op hun oprit, het heeft iets aandoenlijks en huiselijks, iets kwetsbaars en tegelijk vertrouwd. Het roept in mij een ontroering op die met niets te vergelijken valt. De echtgenoot fietst fluks de heuvel op, hij zonder, ik met elektrische fiets. We fietsen op een eenzame brug. De werkzaamheden aan het grote mastodont dat zoveel land heeft ingepalmd, liggen nu stil. De natuur neemt het terrein, dat voorlopig nog uit onregelmatige heuvels van aarde en zand bestaat, meter voor meter weer over. Er vliegen vogels af en aan, nestelen is een drang die zich niet laat onderdrukken.

Thuis zit de ochtendkrant in de bus en bij de tweede kop koffie wordt er in stilte gelezen. De muziek van een Ierse cd staat op in de achtergrond. 'Weet je nog,' zeg ik. 'We kochten die in Ierland, toen we samen drie dagen naar Cork reisden.' Dat lijkt miljoenen jaren geleden, maar het zijn er twintig. We herinneren ons de bed and breakfast, met het Ierse ontbijt, de uitstapjes naar kastelen en ruïnes, het kussen van de steen van Blarney, de afternoon tea en de vele Murphy's 's avonds in de plaatselijke pub. Ik leerde wat Iers, wat een prachtige taal is dat. Het enige wat ik me nog herinner is slan leat, zoveel als proost, maar misschien is er nog tijd in dit leven om de taal toch nog te leren, wie weet? We zeggen wat we toen ook zeiden, toen we weer terug in België waren, dat we toch eens terug moesten gaan, dat het daar prachtig was met die glooiende groene heuvels, de kleine baai waar we een prawn sandwich aten en uitkeken over een diepblauwe oceaan, waar de vissers op dat moment bezig waren de garnalen voor de volgende dag uit de zee te vissen.

De vogels fluiten al dagen veel meer dan anders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De draaglijke donkerte van ons bestaan

Onze rek wordt op de proef gesteld, ik voel het aan veel dingen. De tweede lockdown is nog lang niet teneinde en wat daarna komt, is v...