maandag 23 maart 2020

Verveling


Het is nog vroeg, nog bijna niemand op straat. De lucht ruikt frisser, zuiverder, als ik het raam openzet. We staan op het gewone uur van de dag op, om het ritme van de week te blijven voelen. Rond acht uur is iedereen van het gezin aan het werk achter een pc. Zo goed mogelijk de opdrachten van de leerkrachten maken en doorsturen. Chatten en skypen en met klasgenoten, overleg plegen om dialogen in te spreken. Bezig zijn, vooral niet stilvallen. Anders voelt het een beetje aan alsof we spijbelen, toch? De hond sloft van de een naar de ander en weet niet goed in welke ruimte ze moet blijven: in de keuken waar ik taken nakijk, of in de huiskamer bij de zoon en de dochter. Dan gaat ze toch maar op de drempel tussen de twee ruimtes in liggen, loyaal aan iedereen. Stiekem wel blij met alle aandacht en de wandelingen die - we geven het toe - veelvuldiger zijn dan anders. 's Middags wordt er nu warm gekookt, wat de avond voor een stuk verlicht en ook de dagelijkse klussen zijn geroutineerder dan anders.


En toch.


Er gebeurt iets merkwaardigs op dit moment. De natuur beweegt en wij staan stil. Gedwongen werden wij uit ons haastige leven geschud en tot staan gebracht. We duizelen er nog steeds van en proberen te wennen aan de onverwachte rust, die als een soort vakantie aanvoelt, maar dat geenszins is. Om zeven uur stipt zitten we voor de televisie om de wereld een half uurtje binnen te laten. Sinds vorige week hebben we een digitaal abonnement op de krant. We betrappen onszelf af en toe op een moment van verveling, dat we dan gauw proberen op te vullen door iets nuttigs te doen, al was het maar stofzuigen. Of een restje afwas wegwerken.


Maar toch.



Verveling blijkt iets goeds te zijn. Dan doe ik iets wat ik anders nooit doe, zonder er al te diep over na te denken. Vandaag loop ik bijvoorbeeld tot helemaal achteraan in de tuin, waar een braakliggend stukje grond aan de wei paalt. Er staat een strakke wind. De tuin is nog niet opgeruimd, een klus die we ons altijd voornemen, maar waar we nooit toe komen. De serre moet opgeruimd worden, de borders uitgekuist, de moestuinbakken onkruidvrij gemaakt en hier en daar piept onkruid al tussen de kiezels van het terras. Maar dan vliegt een koolmees rakelings langs me heen. Ik volg hem met mijn ogen, terwijl hij vlak boven het wuivende gras van de wei scheert. Het gras lijkt wel een zee van groen. De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining. Ik blijf ernaar kijken, tot ik mee dein en de tijd verdwijnt. Ik moet denken aan Goethe, die zijn rust in Italiƫ vond, het land waar de citroenbomen bloeien. Ik moet denken aan het schilderij van Caspar David Friedrich. De mens voor een overweldigend natuurlandschap.



Misschien moeten we toch maar eens uit die ivoren toren komen - na deze barre tijden.











© Inge Misschaert

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De draaglijke donkerte van ons bestaan

Onze rek wordt op de proef gesteld, ik voel het aan veel dingen. De tweede lockdown is nog lang niet teneinde en wat daarna komt, is v...