Twintigduizend woorden later, kijk ik met enige verwondering naar het
afgedrukte stapeltje papier dat voor me ligt. Daar is hij dan. Mijn tweede
thesis. Een werk van een jaar ligt voor me, nog warm van de printer. Het einde
waar ik zo lang naar uitkeek, is er plots, te plots. Ik wik en weeg, ik twijfel
en ik ben bijna opgelucht, omdat ik het laatste onderdeel nog niet grondig heb
afgewerkt, omdat er nog een aantal bronnen zijn die ik nog niet grondig
doornam, omdat er misschien nog wel vijftig voetnoten te kort zijn en omdat ik
het besluit nog moet schrijven. Het is nog niet voorbij, ik mag nog. Een gevoel
van opluchting stroomt door mij heen en doet me bijna opstijgen. Wat hou ik van
mijn onderwerp – het lijkt een beetje op het lezen van een geliefd boek, met
spijt wordt de laatste pagina omgedraaid, met een zucht het boek dichtgeklapt.
We kennen de hoofdfiguren door en door, alsof het mensen van vlees en bloed
zijn. Alsof we weten hoe ze voelen en hoe ze klinken, alsof ze zo uit het
verhaal in het leven zouden kunnen stappen.
In mijn geval zijn het mensen van vlees en bloed. Goetghebuer en Van
Wijnendale hebben echt bestaan, hebben door hetzelfde Gent gelopen, hebben op
hun eigen manier daar de stad gekeken. Ze hebben mij in hun greep, ik ben
gebeten om meer te weten, alles te achterhalen, hun stappen te achtervolgen.
Als ik binnenkort weer door Gent wandel, zal ik niet één, maar twee schaduwen
achter mij hebben en niet alleen met een 19de-eeuwse, maar ook met
een 16de-eeuwse blik om mij heen kijken. Waarom zou je maar op één
periode mogen focussen? Het is een vloek om veel interesses te hebben, ik kijk
zijdelings even naar de cello die afwachtend op de grond naast mij staat. Straks
online les en ik heb mijn Bachstukje vrij goed geoefend. Een technische
vaardigheid, dat is een uitdaging, het is bijna een fysiek duel.
Het is misschien wel voorbestemd dat deze blog ook al uit meer dan twintigduizend
woorden bestaat, vijfhonderd per keer. En dat ik twee keer niet heb geschreven,
kwam omdat ik vast zat in een andere tijdzone. Ik moet me waarschijnlijk niet
verontschuldigen, maar ik leg de lat altijd hoog, zeker voor mezelf. Is het wel
goed genoeg, fluistert dat stemmetje in mijn hoofd, als ik naar dat onooglijke
stapeltje papier kijk. Ik bekijk de tekeningen naast mij, die verschrikkelijk
slechte zwartwit kopieën van wat een schilder vier eeuwen zo secuur op papier
heeft gezet. En ik zie weer een detail, weer iets wat mij eerder niet was
opgevallen en dan blader ik, al had ik mezelf voorgenomen om het niet te doen,
om het te laten rusten, om het tijd te gunnen, dat het kan rijpen en onderwijl
raast het verder in mijn hoofd, dat verhaal. Het laat me niet los, er is
helemaal geen varkentje met een lange snuit op het einde.
Integendeel, het moet allemaal nog beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten