Gisteren plantte ik de op de vensterbank opgekweekte courgette- en
komkommerplantjes uit in de tuinbakken die echtgenoot had geïnstalleerd. Op het
gazon, goed in het zicht. In tuintjes vroeger was het de gewoonte om bloemen en
eetbare gewassen zo dicht mogelijk bij elkaar te zetten. Slim bedacht: de ene
plant ondersteunt de andere en onkruid krijgt zo weinig kans. De cottagetuinen
vind ik dan nog altijd veel mooier dan strak aangelegde gazons met enkel buxus
en witte hydrangea. Laat de natuur maar haar gang gaan. Het meest dol ben ik
echter op de volkstuintjes. Vaak rij ik daar langs, die patchworkdekens van netjes
afgezoomde perkjes, waar iedereen een stukje kan verbouwen. Het is erfgoed en
daarom vind ik het net zo leuk. Omdat moestuinieren nu weer een hot item is,
zie je daar een mooie mix van jong en oud rondscharrelen. Het is een mooie
afspiegeling van de maatschappij zoals ze hoort te zijn. De ouden leren de
jongeren hoe het moet.
Jaren geleden al kocht ik het tuinboek van Jelle, die Nederlandse jongen
van vijftien die in een vierkant tuintje begon te werken. Het was niet zijn
idee, maar hij werkte het verder uit en zie, de jonge man is ondertussen al in
de twintig en nog steeds aan het tuinieren. Ik vind het praktisch: het is mooi
om te zien en je wint plaats. Bovendien heb je geen ellenlange vierkante meters
om onkruid te gaan verwijderen, dat is nergens voor nodig. Niet alles lukt,
maar het is leuk om te doen en met één of twee bakken heb je al heel veel
oogst. Vandaag staan de boontjes op het programma, die ga ik voorzaaien op de
vensterbank. Die bakken kun je gewoon in hout kopen of maken, maar je kan ze ook
metselen. Zo hebben we er twee en naast het feit dat het goed werkt, brengt het
ook structuur en dus rust in de tuin.
Met zo’n tuintje komt het begrip tijd en vooral geduld weer in je leven.
Beiden zijn cruciaal. Je moet er de tijd voor nemen en je moet wat geduld
hebben tot het zaadje kiemt, tot er een kleine spruit opkomt en tot je de
eerste echte blaadjes ziet verschijnen. Het blijft wonderlijk om te zien hoe
uit zo’n onooglijk klein bolletje zo’n grote plant tevoorschijn kan komen.
Dochter probeerde veertien dagen geleden voor de zoveelste keer om een avocadopit
te doen spruiten. Deze keer wikkelde ze gewoon de pitten gewassen en gepeld in
een vochtig keukendoekje en verpakte dit in plastic. Nu, veertien dagen later is
die pit gespleten en zie je een spruit zitten. Dat is dus geluk! We zijn er
allebei zot blij om en dat is goed. Het zijn de eenvoudige dingen in het leven
die ons moeten blijven verwonderen, die dingen die dicht bij de aarde zijn,
dicht bij de kern van alles. Zelfs de zaadjes van de kastanjepompoen die ik
overhield uit een gekocht exemplaar, hebben wortel geschoten.
Laten we allemaal weer een beetje meer wortel schieten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten